Mijn hart gaat uit naar de relschoppers, vandalen, hooligans en hun ouders, vrienden en familie.
Nee! Het zijn geen relschoppers, vandalen en hooligans. Het zijn mensen, net zoals jij en ik, die zaken vernield hebben en aan het relschoppen zijn geweest.
Om mij heen hoor ik het oordeel en het veroordelen van de groep mensen die de straat op zijn gegaan en zijn gaan rellen, plunderen.
En ik merk dat het mij raakt. Het raakt een gevoel van onmacht in mij aan en van onrecht.
En het neemt me mee terug in de tijd naar mijn eerste baan.
Ik was begin 20 en ik startte in een plattelandsgemeente als jongerenwerker. Een groep hangjongeren teisterde het dorp en bezette in de avonduren het plein in het dorp. De mensen waren bang. De jongeren maakte lawaai, vernielden alles wat los en vast zat en waren agressief naar voorbijgangers. En er werd aardig wat drugs gebruikt, wat ook een bijzonder sfeertje met zich meebracht. Dat was mijn doelgroep zoals beschreven in de beleidsstukken. Angst, afkeur en oordeel regeerde. De overlast was de aanleiding dat er iets ging gebeuren.
In het eerste contact was de groep de groep en de sfeer grimmig. Maar al gauw was er individueel persoonlijk contact. Eerst met de ene, toen met de andere, met name op andere plaatsen dan in de groep. Bijzonder vond ik het om te ervaren hoe de relatie anders was in één op één contact dan in de groep. En steeds meer individuen kennen lerend, werd ook de groep toegankelijker. Nooit helemaal want er waren er een paar die er te veel winst uithaalden om het contact niet aan te gaan. En ook dat diende ik te respecteren. Ik had werkelijk geen idee in welke overleef-modus zij zaten en van waaruit ze handelden. Ik had immers nooit in hun schoenen gestaan.
Wat ik daar leerde was dat je vanuit oordeel en autoriteit nooit tot het werkelijk zien van de persoon kunt komen.
Die persoon is iemands zoon, dochter, neefje, nichtje, buurjongen, oppas, vriend, kleinkind. Wat heeft zich afgespeeld in het leven van die persoon die hem of haar gemaakt heeft tot wie hij is en wat hij doet.
Het gaat over oprechte aandacht en de mens zien achter het gedrag.
Grensoverschrijdend gedrag en daderschap ontspruit uit slachtofferschap.
En is het dan niet onze taak om ook dat te zien?
En nee, ik praat het gedrag niet goed.
En ja, ik vraag me af wat al die individuen drijft om vanuit een collectief op deze manier te handelen.
In de roes van een collectief kun je vervoerd worden om dingen te doen, die je normaal niet zou doen. Er is vast een aantal mensen bij geweest die met een totaal andere intentie de straat op zijn gegaan.
Als het collectief ontrafeld wordt en de individuen zichtbaar worden, welk verhaal vertelt dan elk individu.
Wat ligt er ten grondslag aan deze uitbarsting van woede, onmacht en daderschap?
Welke mens ontmoet ik dan? En ben ik bereid om naar zijn of haar verhaal te luisteren?
Of is het makkelijker om het collectief te veroordelen, zodat je zelf vrij van pijn en al je eigen andere ongemakkelijke gevoelens weg kunt blijven.
Mijn hart gaat ook uit naar de slachtoffers van de vernielingen, de politiemensen die in opdracht handelen, alle handhavers die tegenover deze explosie staan en alle mensen die bang zijn.
Eigenlijk gaat mijn hart uit naar iedereen.
We weten simpelweg niet wat er komen gaat en daar moeten we ons mee verhouden. Zo goed en zo kwaad als we kunnen.